Attische stijl
De Attische stijl en cultuur ontwikkelde zich in Athene en omgeving, in de regio Attika in Griekenland. De Attische stijl is vooral te zien in de geschilderde aardewerkstijlen met vindingrijke composities en een unieke techniek die uiteindelijk een norm werden in de Griekse wereld.
Oud-Grieks aardewerk
Grieks aardewerk kent een lange historie, deze historie kenmerkt zich door verschillende periodes in Oud-Griekse aardewerk stijlen. De Attische stijl was een bloeiende tijd in de periode eind zesde eeuw en bijna de hele vijfde eeuw v. Chr. De periode van het Attische aardewerk of keramiek wordt gekenmerkt door twee stijlen in chronologische volgorde: de zwartfigurige stijl en de roodfigurige stijl. Het aardewerk werd Attische keramiek genoemd omdat deze keramiekkunst vooral in Athene in de regio Attika werd beoefend. Het Attische Oud-Griekse aardewerk is in de oudheid zo populair dat Griekenland een monopoliepositie innam in de internationale keramiek handel.
Zwartfigurige stijl
De periode van de zwartfigurige stijl is van circa 580 jaar v.Chr. tot het jaar 530 v. Chr. Het zwartfigurig aardewerk was oorspronkelijk gewoon voor dagelijks gebruik, amfora’s, kannen en kruiken. Gaandeweg kreeg de keramiek het karakter van fijnzinnige kunst. Niet alleen door de pottenbakkers maar vooral door de schilders van het aardewerk. De welvaart van Athene in die periode begon zich te weerspiegelen in de kunstvoorwerpen en kooplui verspreidden het over de antieke wereld. Zowel Griekse pottenbakkers als schilders kregen een reputatie en deze begonnen zelfs hun werk incidenteel te signeren.
Bij zwartfigurig aardewerk zijn de afbeeldingen zwart en de achtergrond rood. De techniek van de versiering van het aardewerk was uniek. De kunstenaar schilderde de figuren met een geleiachtige substantie van heel fijne klei. Als de klei werd gebakken op circa 800 graden kreeg de vaas een rode kleur door een ijzer oxide proces (ferri-oxyde). Hierna werd de luchttoevoer van de oven afgesloten en de temperatuur verder omhoog gebracht naar 950 graden, door de koolmonoxide die ontstond veranderde de rood ijzer oxide kleur in een zwart ijzer oxide kleur (ferro-oxyde). Hierna werd de luchttoevoer in de oven weer open gezet en de temperatuur daalde naar 875 graden. De met de fijne klei geschilderde delen waren niet poreus en luchtdicht, deze delen bleven zwart in de derde fase van verhitting van de oven. De andere delen van het keramiek werden echter weer rood door de verse zuurstof in de oven. Deze drie temperatuur ovenfases waren gebaseerd op inschatting en ervaring, want een thermometer bestond nog niet.
Een soortgelijk bakproces werd later toegepast om keramische dakpannen rood of zwart te kleuren. De zwarte of blauwzwarte dakpannen waren duurder omdat hier meer brandstof voor nodig was.
Roodfigurige stijl
Vanaf circa 520 jaar v.Chr. begonnen kunstenaars het proces om te draaien en creëerden een roodfigurige stijl. Dit vergde vanwege het oven procedé als het ware een omgekeerde schilderstechniek. Wat eerst door het bakken zwart moest worden en dus door de schilder zo aangebracht was, moest de schilder nu andersom gaan schilderen zodat de ondergrond rood werd tijdens het bakken. Het proces bleef dus wel hetzelfde maar de schildertechniek wijzigde. Naast de oorspronkelijke mogelijkheden van rood en zwart werd een witte kleur toegevoegd door een witte krijtlaag aan te brengen. De kunstwerken werden hierdoor lichter van kleur en de afbeeldingen werden subtieler. In de roodfigurige stijl zijn de figuren op het aardewerk rood en de achtergrond zwart of zelfs bijna wit.
Na het jaar 420 v. Chr. raakte de Griekse keramische kunst in verval. De Peloponnesiche oorlog bracht een einde aan een bloeiend tijdperk van uniek handwerk.